Ik ben weer thuis. Na vier maanden buitenland, waarvan twee in Granada en twee in Berlijn, is het fijn om te constateren dat ons huis er nog staat, de katten nog leven en het eigen bed toch het allerlekkerste slaapt.
Thuiskomen blijkt echt een werkwoord te zijn. Nog steeds ben ik druk bezig met thuiskomen. Met aan de ene kant de leuke dingen ervan: vrienden weer terugzien, de katten aaien en met de buren in de zon zitten. Daarbij is er geen warmer gevoel dan merken dat je gemist bent. Aan de andere kant ben ik aan het worstelen met thuiskomen. Met het onrustige gevoel dat ik eigenlijk ergens anders moet zijn, weer weg moet.
Een thuisloos thuis

In Granada en Berlijn brachten we net lang genoeg door om een soort van thuisloos thuis te kunnen zijn. We werden voor een korte periode vaste gezichten in het straatbeeld, in het koffietentje op de hoek, in de vaste kroeg, de club en in de boekwinkel. We begonnen mensen te herkennen en zij ons en er begonnen met sommigen van hen mooie verbindingen te ontstaan. Maar zonder dat we al te diep vast kwamen te zitten in een routine, een verwachtingspatroon, een zo-gaat-dat-hier-nu-eenmaal. Of zoals Daniel Schreiber zo treffend schrijft:
Een thuisloos thuis dat de tijd leek stil te zetten en me een rustpauze gaf, waarin ik mezelf opnieuw kon leren kennen en opnieuw oriënteren.
Veel mensen vragen me wat ik in de afgelopen periode geleerd heb, over mezelf of het Leven. Ik merk dat die vraag weerstand bij me oproept. Weerstand tegen onze obsessie om altijd maar te willen groeien, ontwikkelen en leren. Maar misschien ook weerstand, omdat ik dan moet toegeven dat alle voornemens op dit gebied gestrand zijn. En ten slotte weerstand, omdat ik eigenlijk nog steeds bezig ben om de ervaringen te laten bezinken en een antwoord te formuleren.
Toch wil ik graag een korte poging doen. In Granada heb ik volgende leefregels geleerd: ga elke dag naar buiten en wees niet al te zuinig met lekker eten en goede wijn. In Berlijn heb ik geleerd met alle regels te breken.
Berlijn: stad van de Lust
Berlijn is de stad van Lust, de Duitse versie welteverstaan. Het is naast (wel)lust ook zin, plezier, vermaak, lol en trek. Het was heerlijk om me in deze Lust te wentelen. Me over te leveren aan nachten doorhalen en lang uitslapen. De tijd zonder schuldgevoel door mijn vingers te laten glippen. No future, no past. Nieuwe kanten van mezelf te ontdekken, inclusief de slechte en vooral gewoon te zijn. Schaamteloos te breken met de regels van productiviteit, groei, presteren en leren en het mezelf direct te vergeven.
Na deze maanden merk ik ook dat dit lustgewentel niet duurzaam is. Ik was tegen het einde vooral moe en alles leek ongefilterd binnen te komen, de leuke dingen, maar ook de minder leuke dingen. Ik voelde me rusteloos, gespannen, geagiteerd en kon me slecht concentreren. Mijn stemming kon alleen nog bestaan uit high of low, niets daartussen. Oftewel, het was tijd om naar huis te gaan. Terug in mijn vertrouwde omgeving en routines, het warme nest van vrienden, de geruststellende blik op de Utrechtse grachten en langzaamaan weer iets opbouwen.
Uiterlijke en innerlijke gentrificatie
Dwalend door Utrecht kan ik oprecht genieten. Het is een prachtige stad waar ik de helft van mijn leven al woon, waardoor het gevuld is met talrijke herinneringen. Ik geniet van het feit dat ik bekenden tegenkom, het pakketje voor de buren aan kan nemen van de vaste pakketbezorger. Het voelt zo vertrouwd. Maar wat is het toch keurig, gepolijst. Terwijl ik hier rondloop mis ik de ruwheid en authenticiteit van de Berlijners. Niemand is hetzelfde lijkt het daar, iedereen zijn eigen unieke ik waar ook alle ruimte voor is in de stad. Er heerst een grenzeloosheid in de talen die je om je heen hoort, de kledingstijl die aan geen enkele norm hoeft te voldoen en de feesten die dagenlang voortduren. Een echte polis, in de betekenis die Hanna Ahrendt eraan gaf: een gemeenschap waarin het vormen van een gemeenschappelijke identiteit niet het doel is, maar waarin het individu ruimte krijgt voor zijn of haar anders-zijn.
Dit geldt niet alleen voor het uiterlijk, maar ook of juist voor het innerlijk. Achteraf bezien heb ik in de coronaperiode en misschien al wel daarvoor veel te lang geprobeerd me te gedragen zoals ik dacht dat ik me moest gedragen en me te voelen zoals ik dacht dat ik me hoorde te voelen. Schreiber noemt het de gentrificatie van onze gevoelens.
Niet alleen onze steden lijken tegenwoordig steeds meer op elkaar, ook onze innerlijke werelden dreigen zich naadloos te schikken naar de overheersende normen en verwachtingen van onze omgeving en zich alleen nog in geprefabriceerde, vertrouwde banen te bewegen. Individuele afwijkingen worden weggecoacht. Negatieve gevoelens als depressie, angst of woede gelden steeds minder als uiting van de eigen menselijkheid waarmee we geconfronteerd worden met ongunstige levensomstandigheden, maar alleen nog als een probleem dat uit de weg geruimd moet worden.
Nooit meer van kapsel veranderen?
In 2016 heb ik een kort verhaal geschreven waarin de hoofdpersoon het idee had dat ze vastzat. Ik schreef:
“Nu is de route grotendeels bepaald. We weten vrijwel zeker dat we geen arts meer zullen worden of advocaat. Over een paar jaar zijn we ofwel definitief kinderloos of voor altijd de ouders van. We meten ons geen andere kapsels meer aan of proberen verschillende identiteiten uit. Ruilen onze vriendenkring niet meer in. De weg dwingt ons nog maar één kant op. Als we dan nog van koers willen veranderen, rest ons niets anders dan terug te gaan.”
Hoewel het een fictief verhaal was, heb ik toentertijd duidelijk een heleboel van mezelf op de hoofdpersoon geprojecteerd. Deze periode heeft me geleerd dat mijn projecties van toen onjuist waren. Je kunt jezelf nog prima andere kapsels aanmeten en nieuwe identiteiten uitproberen. Er zijn in principe allerlei levens te leven en je kunt altijd van koers veranderen.
Bij mezelf aankomen
De spanning van het thuiskomen die ik nu voel heeft alles met de angst van mijn oude hoofdpersoon te maken. Ik ga langzaam weer convergeren in een bepaalde richting, het leven dat ik opengebroken had gestaag weer dichtmetselen. Ik ben bang dat ik daarmee mijn nieuw verworven vrijheid en authenticiteit weer zal verliezen. Een bepaald leven ga leiden, terwijl er elders mogelijk een beter, passender leven te leiden is.
Maar ook hierin vind ik geruststelling in het boek van Schreiber:
Thuis zijn betekent onvoltooid en voortdurend aankomen, een vorm van aankomen waar we onszelf steeds weer opnieuw over moeten vertellen.
Ik kan zeker niet alle omstandigheden in het leven controleren, maar ik ben wel actief aan het thuiskomen, aan het aankomen. En ik heb een hoop ingrediënten om daar een mooi verhaal van te maken. Ik ben Linda, 36 jaar oud, woon samen met een knappe man en twee katten in een schattig huisje in een leuke buurt in Utrecht. Ik heb lieve vrienden, leuk vrijwilligerswerk met fantastische collega’s en fijne mensen waar ik stoere, betekenisvolle projecten mee ga opzetten. Ik wil hier dolgraag blijven en net zo graag wil ik weer weg. Ik weet wat ik wil en heb geen idee waar ik mee bezig ben. Maar diep van binnen voel ik: misschien ben ik toch wel daar waar ik moet zijn.
Het eind van elke reis is de weg terug (Piter Wilkens – Friese troubadour in zijn nummer It paad werom) Welkom terug Linda.
Welcome back. Het zit erop lieve Linda.
Ik heb genoten van je verhalen en in gedachten zag ik veel voor me.
De tijd viegt voorbij, ik heb mijn laatste eerste kwartaal er op zitten en zit in het laatste 2e kwartaal. Ook mijn tijd vervliegt, ook ik heb bewust gekozen. Jij ook met je vrije onverschrokken maanden. Ik lees wisselende gedachten. Hoop je binnenkort een keer persoonlijk te spreken en alle, nou ja alles, van je te horen. We gaan binnenkort een keer lunchen. Tot dan.
Liefs Bea
Dank je wel voor deze inkijk en de spiegel